vrijdag 11 april 2014

Meedoen


In mijn vorige blog schreef ik over hoe belangrijk ik het vind om uit te gaan van wat een kind wel kan. Ook bij Sport & Bewegen werkt het om uitdagende en haalbare doelen te stellen, alleen scheelt het nogal per kind wat uitdagend en haalbaar is. Uitgaan van mogelijkheden betekent voor mij dat leerlingen zoveel mogelijk op hun eigen niveau werken zónder naar een eindniveau te moeten dat voor iedereen hetzelfde is. Op die manier mag je ook écht meedoen. Dat lukt me nog lang niet altijd. We beoordelen bij ons op school aan de hand van niveaubeschrijvingen. Die worden echter wel weer vertaald naar een cijfer. Het blijft dus zo dat niveau 1 voor veel leerlingen het eindstation is, en dat ondanks progressie en inzet er een schamel zesje op het rapport prijkt. Wat leren we ze eigenlijk als, wat er ook geprobeerd wordt, het resultaat elke keer weer een onvoldoende of een magere voldoende is? Volgens mij heeft elk kind van nature plezier in bewegen en mijn belangrijkste taak is om dat niet te verpesten. Helpt deze manier van beoordelen daarbij? Hm. Ik blijf dus altijd zoeken naar manieren om iedereen succeservaringen mee te geven.

Ik heb een paar voorbeelden hoe dat dan kan gaan, het zijn twee hoogtepunten uit mijn lesgeefcarrière. Een aantal jaar geleden had ik een leerling, Piet (die niet echt Piet heet), met een nogal a-typisch sportlichaam. Veel te zwaar voor zijn leeftijd en lengte. Nu hebben we op school de bosloop, een rondje door het bos van 800 meter. Eerder beoordeelde ik deze loop altijd op snelheid, hoe sneller des te hoger je cijfer. Dat voelde niet zo lekker. Ik heb niet de pretenties dat ik een leerling in een paar lesjes lopen die 800 meter opeens significant harder kan laten lopen. De beoordeling heb ik dus aangepast. Alle leerlingen lopen nu twee rondjes. Van beide rondjes wordt de tijd opgenomen. Hoe kleiner het verschil tussen de twee rondjes, hoe hoger je cijfer. Dat betekent namelijk dat je een constant tempo hebt gelopen, en dat is knap. Piet liep de eerste ronde 5:40. Volgens het oude schema een 3. Het tweede rondje liep hij 5:41. Piet kwam met zijn handen omhoog, aangemoedigd door de hele klas over de finish. Hoogste cijfer van de klas. Had ik het op de oude manier gedaan, dan had ik hem geleerd dat hij niet kon hardlopen. Nu heeft hij geleerd dat hardlopen en mislukken niet per definitie met elkaar in verband hoeven te staan, sterker nog: dat je plezier kunt hebben als je loopt!

Het tweede voorbeeld is wat langer geleden. Een meisje had zo zwaar Pfeiffer dat ze alleen nog maar in bed kon liggen. Ze belandde in een revalidatiecentrum waar ze haar conditie weer moest opbouwen. Een ballon overtikken bleek al best wel pittig. Zo kwam ze ook weer op school. Daar zit je dan met je niveaubeschrijvingen. Ik zorgde voor een apart programmaatje waar ze in de berging mee aan de gang kon. Laatst sprak ik haar via Facebook en vroeg of ze dat nog wist. En of.
                   "En of ik het nog weet!! Heel goed zelfs! Die 10 vergeet je niet zo snel. Betekende veel voor mij. Ik heb het boekje nog !""Terwijl je reguliere gymles gaf aan de klas nam je van te voren, tussendoor zo'n 10 minuten en na afloop de tijd voor mij om oefeningen te leren en me hierbij te helpen. Op een bank (zittende oefeningen), op een bal en staand. Iedere keer kon ik weer een oefening langer volhouden. Aan het einde van het jaar gaf je mij de opdracht verschillende oefeningen die je mij had geleerd uit te kiezen, dit te tekenen en erbij te beschrijven welke spieren je hiermee traint. En nog oefeningen zelf te verzinnen. Je had eerst een 8 op de voorkant gezet, maar deze hard doorgekrast en er toen een 10 opgezet. Ik heb thuis gehuild, was er zo blij mee. Niet alleen de Pfeiffer deed veel met me lichamelijk, ook geestelijk."..."Toen ik achter liep met vakken, terwijl ik zo graag wilde, vond ik dit moeilijk. Ik liep een beetje achter de massa aan. Maar jij gaf me de ruimte op mijn eigen tempo gym te volgen. Je benoemde vaak dat je respect voor me had. En al deed ik maar 3 oefeningen bij wijze van spreken, je zei dat ik het goed deed. Ik denk, nee, weet zeker, dat als ik met mijn "handicap" toen de reguliere gymles had moeten volgen, ik niet alleen mezelf had moeten teleurstellen omdat ik het qua conditie het nooit had volgehouden, maar je ook "voor paal" staat bij je klas. Als je dan ook nog beoordeeld moet worden nav je presteren, dan zou mijn motivatie veel minder zijn geworden... "Inmiddels gaat het dus goed met me. Ik werk met jong- volwassenen met een lichte tot matige verstandelijke beperking. Dat is hard werken, maar dat gaat goed. Ik loop hard en sta bijna elke dag op m'n crosstrainer."
Ik was er stil van. Je hebt als docent blijkbaar echt impact op leerlingen... Daar sta ik lang niet altijd bij stil. Verder sterkte me het enorm in mijn opvatting dat elke leerling er bij moet kunnen horen. Waarom past de beoordeling daar dan lang niet altijd bij? Van die vertaling naar ééndimensionale cijfers wil ik dus eindelijk wel eens af. Alternatieven zijn er gelukkig genoeg. Met onze sectie gaan we bekijken of we een soort portfolio kunnen gaan invoeren. Dan wordt het ook gemakkelijker om iemands prestatie op te splitsen in vaardigheid, progressie, inzet, etcetera. Als het doel van ons vak is om leerlingen te 'brengen tot een blijvende deelname aan bewegen en sport', dan wil ik iemand waarderen in plaats van beoordelen. Anders kon ik het nog wel eens verpesten...


P.s. Ik heb uiteraard gevraagd of ik haar antwoord mocht gebruiken voor dit blog.

Update (8 feb 2016): dit blog is ook verschenen op hetkind.org

Geen opmerkingen:

Een reactie posten